Als er zoveel technologische veranderingen op je af komen, dat je onzeker wordt over je baan en je toekomst, kun je twee dingen doen. Je kunt te rade gaan bij Darwin. Darwin zegt: het is niet de sterkste, de machtigste of de rijkste die het overleeft, maar degene die zich het best aanpast aan de nieuwe realiteit.
Sinds kort timmert Robert Gordon aan de weg met een omgekeerde Darwiniaanse aanpak: gewoon ontkennen die veranderingen, dat helpt ook voor de gemoedsrust. Dan kun je rustig blijven zitten en hoef je je ook niet aan te passen.

Robert Gordon (75) is een Amerikaanse hoogleraar economie. Zijn laatste boek The Rise and Fall of American Growth doet het heel goed in de Amerikaanse bestsellerlijsten. Reden voor NRC Handelsblad om hem uitgebreid aan het woord te laten. Het interview gaat per telefoon, zo verklappen de auteurs, want Skypen dat kan Gordon niet.

 
gordon

Robots kunnen niet de was opvouwen, dus kunnen ze geen kamermeisje worden; dat is in het kort de redeneertrant van Gordon. Dat doet ons nogal denken aan de eerste computer van IBM, die nog zo groot en duur was, dat er op hele wereld slechts plaats zou zijn voor maximaal vijf computers, aldus IBM.
Maar de-robot-die-niet-wasvouwen-kon, doet ons ook denken aan de begintijd van de email. Een email was een reuze onhandige brief, want je moest hem eerst zelf uitprinten, voordat hij in de ordner kon. Totdat de bedrijven ontdekten, dat je al die wanden vol ordners kon vervangen door een digitaal archief.  Waarmee we maar willen zeggen: als de robots geen was kunnen vouwen, verzint het hotelwezen wel beddengoed dat niet meer gevouwen hoeft te worden.

Perspectief
In the world according to Robert Gordon, is de wereld met name tussen 1920 en 1970 sterk veranderd, en staat het sindsdien ‘zo’n beetje stil’. In de wereld van Nooit Af verandert onze samenleving sneller dan ooit. Op alle terreinen. Gechargeerd: Bel maar eens met het bankfiliaal in uw woonwijk, om te vragen tot hoe laat de kas vanmiddag open is, want u wilt nog geld opnemen om een videoband te kopen bij de V&D.
In Nooit Af besteden we er tientallen pagina’s aan, om aan te tonen dat het écht heel rap gaat met die veranderingen. Maar waarneming blijft altijd afhangen van het perspectief waar vanuit je kijkt. In plaats van in een welles-nietesspelletje te verzanden, is het zinvoller om de Gordoniaanse knoop in de argumentatieopbouw van Gordon te ontwarren. Hoe komt hij tot zijn conclusies?

Wat is echt?
In één zin in het NRC-interview ontwart Gordon overtuigend zijn eigen knoop: “Technologie-optimisten letten niet op wat er gebeurt in de echte economie: de laatste jaren is de groei nog veel trager geweest dan wat ik voorspel voor de komende tijd. Gordon beschouwt dus de getalletjes in de spreadsheets van zijn economische modellen als “de echte economie”.  Maar zo is het niet!
De echte economie, dat is de totale hoeveelheid goederen en diensten die mensen en bedrijven samen maken. En die vervolgens verdeeld moeten worden, zo lang die goederen en diensten schaars zijn. En om dat een beetje overzichtelijk in beeld te brengen zijn er hulpmiddelen bedacht. De modellen en spreadsheets van econometristen, planbureaus, boekhouders en accountants, zijn niets meer en niets minder dan abstracte meetsystemen om de echte economie in kaart te brengen.

Een Miele kost meer dan een wasteiltje
In de periode 1920 tot ver na 1970 liepen die abstracte modellen en meetsystemen perfect in de pas met wat er in de echte economie plaats vond. De wastobbe werd vervangen door de wasmachine. Iedereen blij. De huisvrouw (m/v) had meer tijd over voor leuke dingen. De boekhouders blij, want er gingen veel meer dollars over de toonbank. Een Miele kost immers veel meer dan een wastobbe van Sorbo. Dus alle grafieken in de modellen schoten omhoog. Auto’s kosten meer dan fietsen, televisies kosten meer dan radio’s, stofzuigers kosten meer dan bezems, klapschaatsen kosten meer dan Friese doorlopers, TomToms kosten meer dan wegenkaarten. Bij elke technologische innovatie gingen de economische groeicijfers omhoog. Innovatie en groei werden sluipenderwijs als synoniemen gepercipieerd.

Een email kost minder dan de postzegel
In de technologische innovaties van deze eeuw zien we een radicale ommezwaai in dit vaste patroon. De meeste innovaties van nu zijn digitaal van aard. Met vergaande gevolgen voor de oude modellen. Er zijn minder grondstoffen nodig, minder distributiekosten en minder geld. Dematerialisatie en demonetarisatie zijn de onmiskenbare trend.
De email is beter, sneller en goedkoper dan de postzegel.
Wikipedia is beter, sneller en goedkoper dan de Winkler Prins.
Een Whatsapp is beter sneller en goedkoper dan een sms.
Een buienradar is beter, sneller en goedkoper dan een barometer.
Een AirBNB is leuker, sneller en goedkoper dan een betonnen hoteltoren.
Een JPEG is beter, sneller en goedkoper dan een fotoafdruk.
Een Netflix is beter, sneller en goedkoper dan een videoband.
Een navigatie-app in je smartfoon is goedkoper dan een TomTom.
En ga zo maar door. De economische consument krijgt meer diensten voor minder geld.
Maar ook de economische producenten lopen mee op dit nieuwe pad. De geldautomaten van de banken, zijn een betere en goedkopere dienstverlening dan al die negen-tot-vijf bankfilialen van weleer.

Uit de pas
De innovaties van de vorige eeuw gingen doorgaans gepaard met hogere kassa-aanslagen.
De innovaties van deze eeuw gaan meestal gepaard met lagere kassa-aanslagen. En daarom lopen de abstracte economische modellen van de vorige eeuw, steeds verder uiteen met de realiteit van nu.
Je gaat het pas zien als je het door hebt. Als binnenkort op grote schaal de prijzige energierekening van huishoudens is vervangen door gratis uit de zon geplukte energie via eigen zonnepanelen, voelt iedereeen zich een stuk rijker. Behalve de boekhouders en beleidsmakers die zo verdiept en verblind in hun spreadsheets zitten, dat ze de zon niet meer kunnen zien. Zij zullen dan vertellen dat het heel slecht gaat met de economie, omdat er steeds minder euro’s worden uitgegeven. Sterker nog: dat zeggen ze nu al: ‘er is alweer geen economische groei en dat is de schuld van de zachte winter.’